Eind 2005 is de alom bekende WAO (Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering) opgevolgd door de WIA. WIA staat voor Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen. Nog lang niet iedereen weet wat er met de komst van de WIA allemaal is gewijzigd. Hoog tijd om deze wet eens nader onder de loep te nemen. We spreken met de specialist Nico Blok, OmbudsSpits bij Onbeperkt aan de Slag, een organisatie die mensen met een beperking ondersteunt bij het zoeken naar een baan. Als OmbudsSpits beantwoordt hij vragen van werknemers en werkzoekenden met een arbeidsbeperking en van werkgevers over wetten en regelingen rondom werken met een arbeidsbeperking. Nico is zeer deskundig op het terrein van sociale zekerheid en geeft graag uitleg over enkele belangrijke aspecten van de WIA.
Nico is redelijk positief over de nieuwe wet. ‘In de oude wet werd er nadrukkelijk gekeken naar wat iemand niet kan. Iemand die 60 procent arbeidsongeschikt is, is wel voor 40 procent arbeidsgeschikt. Het is belangrijk dat ook gedeeltelijk arbeidsgeschikten kansen krijgen en pakken om een plek op de arbeidsmarkt te krijgen. De WIA biedt die mogelijkheden veel meer dan de WAO.‘
Om het direct ingewikkeld te maken, er zijn twee soorten WIA-uitkeringen: de WGA-uitkering en de IVA-uitkering. De IVA is er voor mensen die helemaal niet meer kunnen werken, waarbij ook geen herstel in de toekomst meer verwacht wordt. De WGA is er voor mensen die nu of in de toekomst nog gedeeltelijk kunnen werken. IVA betekent Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten en WGA staat voor Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten.
Nico: ‘De aanleiding voor de invoering van de WIA was het grote aantal mensen dat een beroep deed op de WAO en dat de WAO zeer weinig stimuleerde om weer te gaan (proberen te) werken. Het grootste verschil tussen de WAO en de WIA is dat in de WIA werken en re-integratie voorop staat, terwijl het in de WAO voornamelijk ging om het voorzien van een inkomen. Werknemers en werkgevers worden in de WIA met financiële prikkels gestimuleerd er alles aan te doen om gedeeltelijk arbeidsgeschikten aan het werk te helpen of te houden.’
‘Als een werknemer ziek wordt, wordt de eerste twee jaar (104 weken) zijn/haar loon doorbetaald door de werkgever. Voor de goede orde: dit is dus niet een Ziektewet-uitkering, want het arbeidscontract van de zieke werknemer blijft tijdens ziekte in stand. Sterker nog: tijdens deze ziekte geldt een ontslagbescherming en mag de werknemer niet ontslagen worden vanwege zijn/haar ziekte. Is de werknemer daarna nog ziek dan moet hij/zij een WIA-beoordeling aanvragen bij het UWV. Het UWV kijkt dan eerst of de werkgever en de werknemer voldoende hebben gedaan aan hun re-integratieverplichtingen en het zoeken naar passend werk, en of het re-integratieverslag over de afgelopen twee jaar door werkgever en werknemer compleet is ingevuld. Daarna gaat het UWV de inhoudelijke WIA-beoordeling doen. Dat moet inzicht geven in wat je nog wel kunt, welke werkmogelijkheden daarbij horen, wat je daarmee kunt verdienen en hoe die verdiensten zich verhouden tot je oude salaris. Voor een WIA-uitkering gelden dus een aantal criteria. Zo ben je langer dan twee jaar ziek of gehandicapt waardoor je je oude werk niet (geheel) kon doen. Je kunt 65 procent of minder van je oude loon verdienen. Je hebt de afgelopen twee jaar geprobeerd om weer aan het werk te gaan en op het moment dat je ziek werd, was je verzekerd voor de WIA, wat voor werknemers altijd het geval is aangezien elke werknemer verplicht verzekerd is voor de WIA bij zijn/haar werkgever.’
Drie soorten arbeids(on)geschiktheid
De WIA kent drie soorten langdurig arbeids(on)geschiktheid:
- minder dan 35 procent arbeidsongeschikt; je krijgt dan geen WIA-uitkering. Als je voldoet aan de voorwaarden kun je dan wel een WW-uitkering krijgen of een bijstandsuitkering vanuit de Participatiewet.
- minstens 35 procent maar minder dan 80 procent arbeidsongeschikt, of minstens 80 procent maar niet duurzaam (er wordt herstel verwacht binnen vijf jaar); je krijgt dan een WGA-uitkering.
- minstens 80 procent én duurzaam arbeidsongeschikt; je krijgt dan een IVA-uitkering.
Als je volledig en duurzaam arbeidsongeschikt bent, ontvangt je dus een IVA-uitkering, de hoogte hiervan is altijd minstens 75 procent van het WIA-maandloon (het loon dat iemand gemiddeld verdiende per maand voordat hij/zij ziek werd). Deze uitkering kun je maximaal tot aan je AOW-leeftijd ontvangen.
Nico: ‘Je ontvangt in twee gevallen minimaal de eerste drie maanden 75 procent van he WIA-maandloon. Als je gedeeltelijk arbeidsgeschikt bent (de categorie minstens 35 procent maar minder dan 80 procent arbeidsongeschikt, je kunt nu dus gedeeltelijk werken) of als volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt bent (je kunt nu niet werken, maar naar verwachting zal je situatie in de toekomst – binnen vijf jaar – verbeterd zijn waardoor je dan wel gedeeltelijk kunt werken). Deze fase heet de loongerelateerde uitkering. Daarna kom je in aanmerking voor een loonaanvullende uitkering of een vervolguitkering. In welke van deze twee je komt, hangt af van of je werkt, hoeveel loon je hiermee verdient en hoeveel loon je volgens het UWV zou kunnen verdienen. Om het zo simpel mogelijk te zeggen: als je meer dan 50 procent verdient van het loon dat je volgens het UWV zou kunnen verdienen, kom je in de loonaanvullende uitkering. Verdien je minder dan 50 procent van het loon dat je volgens het UWV kan verdienen, dan kom je in de vervolguitkering.
Een voorbeeld: het UWV beoordeelt dat je nog 1.000 euro per maand kunt verdienen. Als jij minimaal 500 euro per maand verdient met je nieuwe werk, dan ontvang je de loonaanvullende uitkering. Als je minder dan 500 euro per maand verdient met je nieuwe werk, dan ontvang je de vervolguitkering.
De loonaanvullende uitkering is 70 procent van het WIA-maandloon minus 70 procent van het loon dat je volgens het UWV kan verdienen. Mocht je meer verdienen dan volgens de beoordeling van het UWV – in bovenstaand voorbeeld: bijvoorbeeld 1.200 euro per maand - dan is de loonaanvullende uitkering 70 procent van het WIA maandloon minus 70 procent van het loon dat je verdient: je krijgt dan dus iets minder uitkering, maar het totaal van je nieuwe loon en je uitkering is wel hoger. De gedachte hierachter is dat hoe meer uren je werkt en hoe meer loon je ontvangt, hoe hoger je totale inkomen.
Vervolguitkering
De vervolguitkering is een financieel veel strengere regeling: bij de berekening van de vervolguitkering wordt niet meer je oude loon als maatstaf gebruikt, maar het minimumloon. Daarnaast is de hoogte van deze vervolguitkering afhankelijk van je arbeidsongeschiktheidspercentage. De laagste uitkering is voor mensen met een arbeidsongeschiktheidspercentage tussen 35 procent en 45 procent: zij ontvangen dan een uitkering van 28% van het minimumloon. Mocht men hierdoor onder het sociaal minimum komen, dan kan men een toeslag aanvragen bij het UWV. Alle categorieën van deze vervolguitkering zijn hier te vinden: https://www.uwv.nl/particulieren/ziek/ziek-wia-uitkering/tijdens-wia-uitkering/detail/hoe-hoog-is-mijn-wga-uitkering/hoe-hoog-is-de-vervolguitkering-vvu.
Ook bij de vervolguitkering geldt, hoe meer loon je ontvangt uit je nieuwe werk, hoe hoger je totale inkomen.’
Nico: ‘De kans om gedeeltelijk of volledig arbeidsongeschikt te worden is niet voor iedereen hetzelfde: de beoordeling van het UWV is immers op basis van je oude salaris, de WIA is immers een verzekering voor werknemers tegen inkomensverlies. Stel er zijn twee personen die met precies dezelfde medische klachten een WIA-beoordeling krijgen, en de ene persoon had een hoog loon en de andere persoon had een laag loon. Dan kan het zijn dat beide personen nu nog exact dezelfde arbeidsmogelijkheden hebben qua werkzaamheden, maar dat de persoon met een voormalig hoog loon een groter inkomensverlies heeft en dus een hoger percentage WGA-uitkering ontvangt dan de persoon met een voormalig laag loon. Of dat deze persoon met een voormalig hoog loon dus sneller volledig en duurzaam arbeidsongeschikt beoordeeld wordt en dus in aanmerking kom voor een IVA-uitkering dan de persoon met een voormalig laag loon. Ook al hebben beiden medisch gezien nu dezelfde verdiencapaciteit en kunnen ze beiden nu nog precies hetzelfde soort werk doen. Ter illustratie een voorbeeld dat door het ministerie van SZW genoemd is bij de beantwoording van Kamervragen hierover: https://www.rijksoverheid.nl/ministeries/ministerie-van-sociale-zaken-en-werkgelegenheid/documenten/kamerstukken/2017/05/11/beantwoording-kamervragen-over-het-wia-stelsel-waarbij-hoge-inkomens-eerder-een-volledige-arbeidsongeschiktheidsuitkering-krijgen-dan-lage-inkomens.’
‘Stel er zijn twee werknemers: werknemer 1 verdiende voor hij ziek werd 100 euro per dag en werknemer 2 verdiende 50 euro per dag. Als beiden door dezelfde klachten nog maar 25 euro per dag kunnen verdienen, wordt het arbeidsongeschiktheidspercentage voor werknemer 1,75 procent en voor werknemer 2,50 procent. Hoewel deze personen nog evenveel kunnen verdienen, heeft werknemer 1 een groter inkomensverlies dan werknemer 2. Werknemer 1 valt daardoor in een hogere arbeidsongeschiktheidsklasse dan werknemer 2.’
Wil je meer weten over de WIA? Neem dan contact op het UWV of eventueel met je vakbond.