Een goed gesprek over het VN-Verdrag Handicap
Het gaat niet goed met de uitvoering van het VN-Verdrag in Nederland. Dat is de conclusie van een onderzoek dat door een VN-comité zelf is uitgevoerd. Spelen in Den Haag dezelfde problemen als in de rest van het land? Reden genoeg om met een aantal deskundigen in gesprek te gaan. Behalve een aantal zeer deskundige ervaringsdeskundigen heeft Vooral drie sprekers uitgenodigd. Dit waren Thijs Hardick van Iederin, Wethouder Robert Barker, coördinerend wethouder Toegankelijkheid en Carina van Eck, Ombudsman van Den Haag.
Eén na laatste land
Thijs Hardick introduceert het onderwerp van de bijeenkomst. Hij vat de kritiek op Nederland als volgt samen: Nederland ratificeerde het VN-Verdrag Handicap in 2016, als één na laatste land. De Nederlandse overheid, zowel de landelijke als de lokale overheid, houdt data slecht bij. Onduidelijk blijft daardoor bijvoorbeeld hoeveel mensen er gebruik maken van de Wmo en of zij een langdurige- of een kortdurende beperking hebben. Omdat gegevens ontbreken kan de Nederlandse overheid niet sturen op beleid en zijn er (te) weinig nieuwe plannen voor verbetering vanuit de overheid. Het VN-comité geeft aan dat dit veel beter moet. Op basis van verschillende deelrapportages van de SCP, WRR, het Nibud lijkt de situatie voor mensen met een beperking eerder verslechterd dan verbeterd te zijn. Andere punten die Thijs inbrengt, zijn dat de decentralisatie in het sociaal domein te veel beleidsvrijheid aan gemeenten geeft. Daardoor zijn er in de uitvoering van de Wmo grote verschillen tussen gemeenten. De landelijke overheid hanteert als uitgangspunt dat gemeenten een lokale inclusie agenda opstellen en dat gemeenten onderling goede voorbeelden delen. In de praktijk blijkt dit nogal tegen te vallen. Op het gebied van onderwijs is de kritiek van het VN-comité gericht op het feit dat kinderen met een beperking te vaak op een aparte school zitten. In een inclusieve samenleving zou dat eerder een uitzondering moeten zijn. Tenslotte stelt Thijs dat veel wet- en regelgeving is gebaseerd op het zogenaamde ‘medische model’ in plaats van op het ‘sociaal model’. Het medische model legt accent op gezondheidsproblemen, terwijl het sociaal model ervan uitgaat dat obstakels voor participatie moeten worden weggehaald zodat mensen met een beperking zelfstandig kunnen meedoen.
Samen met anderen
De tweede inleiding werd verzorgd door wethouder Barker. Hij vertelde dat de gemeenteraad onlangs de inclusieagenda ‘In Den Haag doet iedereen onbeperkt mee 2024-2026’, heeft vastgesteld. Wethouder Barker geeft een toelichting op deze agenda. Hij vindt dat iedereen onbeperkt moet kunnen meedoen. Dat is nu nog niet het geval. Den Haag is wel al heel lang bezig met het verbeteren van de toegankelijkheid. Er zijn volgens hem al 20 jaar agenda’s op dit gebied. De nieuwe inclusieagenda van Den Haag laat zien dat het belangrijk is dit samen met andere partijen te doen. Niet alleen op het terrein van openbare ruimte, maar ook andere sectoren in de stad zoals horeca. Zo bestaat er een subsidieregeling voor het toegankelijker maken van horecazaken.
Wethouder Barker geeft verder aan dat bij de inrichting van de buitenruimte het Handboek Openbare Ruimte altijd als richtsnoer geldt. Dit biedt een goede garantie dat er tijdig aan toegankelijkheidskwesties wordt gedacht. Een ander punt betreft de aanleg van meer blindengeleidelijnen. Hier wordt volgens de wethouder een inhaalslag gemaakt.
Vanuit de deelnemers aan de bijeenkomst worden diverse suggesties gegeven om de toegankelijkheid in de stad verder te verbeteren. Zo wordt er gesteld dat te gemakkelijk vergunningen worden verstrekt om stijgers op trottoirs neer te zetten, zelfs bovenop blindengeleidelijnen. Als de gemeente serieus werk maakt van toegankelijkheid dan zou daar volgens de aanwezigen strenger op moeten worden toegezien door de periode te maximeren. Ook worden er suggesties gedaan om meer bekendheid te geven aan het meldpunt openbare werken. Tenslotte wordt er ingebracht dat het onderwijs in Den Haag best inclusiever kan, bijvoorbeeld door regulier en speciaal onderwijs onder één dak te huisvesten. De wethouder onderschrijft dit door te zeggen dat een inclusieve samenleving pas tot stand komt als mensen elkaar zien en ontmoeten.
Toegankelijke informatie
De derde spreker is Carina van Eck, Ombudsman van Den Haag. Zij stelt dat informatievoorziening van de gemeente over de Wmo veel beter kan door de communicatie te vereenvoudigen. Volgens haar hebben mensen met een beperking te maken met veel complexe regelgeving. Ervaringsdeskundigen vullen aan dat bij ingewikkelder dingen de houding van Wmo-medewerkers helaas nog vaak: nee, tenzij is in plaats van ja, mits. Ook worden mensen soms tussen verschillende loketten heen en weer gestuurd, tussen Wmo en langdurige zorg bijvoorbeeld. Het effect op het leven van mensen met een beperking is enorm. Een behulpzame website: “Het juiste loket,” kan uitkomst bieden; https://www.rijksoverheid.nl/contact/contactgids/het-juiste-loket
De Ombudsman benoemt het belang van samenwerking tussen verschillende gemeentelijke loketten, voor burgers is de gemeente één. Een voorbeeld is het beleid voor gehandicaptenparkeerplaatsen en vergunningen. Een gehandicaptenparkeerkaart moet jaarlijks worden aangevraagd. Als er niet tijdig een nieuwe parkeerkaart in bezit is, loopt de persoon in kwestie een risico op een boete. Een eenmaal opgelegde boete vereist een langdurig en ingewikkeld proces om te corrigeren. Volgens de Ombudsman draag de gemeente de verantwoordelijkheid om conflicten te voorkomen.
Ook vindt de Ombudsman dat de gemeente veel meer voorlichting moet geven. Ze geeft het voorbeeld van blindengeleidelijnen. Veel inwoners weten niet waarvoor die dienen. Hierdoor staan er regelmatig scooters en fietsen op geparkeerd. Door goede voorlichting kan hier iets aan worden gedaan.